Hunebedhunters

Lammert en Hendrik Hingstman zijn de Hunebedhunters

Wichelroedelopen is een eeuwenoude manier om verborgen schatten op te sporen, maar wordt door de wetenschap weggezet als hocus pocus van de bovenste plank. Toch geloven vader Lammert en zoon Hendrik Hingstman uit Drenthe er heilig in. Sterker nog, ze beweren er het 55ste hunebed van Nederland mee te hebben ontdekt. Hij zit alleen nog onder de grond.

Aan tafel in hun huis in het Drentse dorp Bronneger houdt Lammert Hingstman opeens twee splinterdunne L-vormige ijzerdraadjes onder mijn neus. “Kiek, mien jong,” zegt hij in onvervalst Drents. “Dit binne wichelroedes.”

“Híermee kun je van alles in de grond vinden?” vraag ik vol ongeloof. “Absoluut,” zegt zoon Hendrik. “Of het nou een steen is of een waterleiding, alles dat in de grond zit, verstoort de magnetische straling. Omdat jij als mens positief negatief geladen bent, slaat de wichelroede daar op uit. ”Voor mij klinkt het als een truc van Hans Kazàn.

“Stél dat het waar is,” zeg ik met een zo groots mogelijk voorbehoud weerklinkend in mijn stem, “dan wil ik nog best geloven dat je er metaal mee kunt opsporen. Maar een hunebed?” Op het gezicht van Hendrik verschijnt een glimlach. “En niet zomaar een hunebed, hè,” zegt hij. “Waarschijnlijk nog de grootste van Nederland ook.”

Een foto uit 1910

Zelden wordt er in ons land een hunebed ontdekt: een prehistorische grafkamer uit de periode 4000 tot 3000 voor Christus. De laatste keer dat dit gebeurde, is bijna veertig jaar geleden, in 1983. Toch beweert de familie Hingstman er in amper anderhalf jaar tijd drie te hebben opgespoord. De eerste zelfs in hun eigen voortuin.

Het begint voor de Hunebed Hunters allemaal rond augustus 2019. Op een geërfde foto van zijn net overleden grootmoeder ontdekt Hendrik iets opvallends. De foto stamt uit 1910 en is gemaakt voor het huis waar vader en zoon nog altijd wonen en waarop vier mannen poseren met drie paarden. Zelf zie ik er in eerste instantie niets geks op wanneer Hendrik mij trots de foto toont, maar zijn ogen die net zo goed van een rechercheur hadden kunnen zijn, zien op die dag nu bijna anderhalf jaar geleden achter een van de paarden een stapel stenen liggen.

Stenen die volgens hem op een afgebroken hunebed duiden. Ook de deksteen, in feite het dak van het hunebed, staat in zijn ogen op de foto afgebeeld, een eindje verderop van het stapeltje stenen dat dan de draagstenen moeten zijn. Als Hendrik verder op onderzoek gaat, vindt hij een hoogtekaart uit 1870 en ontdekt hij dat er aan de voorkant van hun huis een opvallende verhoging van de grond moet zijn geweest, iets wat onder meer op de aanwezigheid van een hunebed kan duiden.

Tot zover het speurwerk van de zoon van de familie. Vervolgens is het de beurt aan vader Lammert. Zijn werkwijze is minder De Cock-achtig. Wat hij doet, is op ontdekkingsreis gaan in zijn eigen voortuin met natuurlijk zijn toverstafjes: de wichelroedes. Op verdacht veel plekken waar hij een voetstap zet, trekken de ijzerdraadjes opvallend veel naar elkaar toe, het teken dat ze iets gevonden hebben. Die plekken markeert hij door houten paaltjes in de grond te slaan en daaraan wit afzetlint te laten wapperen.

Voor vader en zoon stapelt het bewijs zich op en is het inmiddels wel duidelijk: hier heeft vroeger een hunebed gestaan. Maar hoe overtuigd zij ook zijn, de gemeente Borger-Odoorn is dat een stuk minder. De brief die de familie heeft gestuurd met daarin de melding van een mogelijk archeologische vondst en het verzoek tot een archeologisch onderzoek, is in de kast beland.

De gemeente gelooft niet in de techniek van de wichelroede. Wat bovendien misschien ook een rol speelt, is dat vader Lammert geen vlekkeloze reputatie heeft. Op zijn deurmat viel ooit een brief van de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek met hierin een aangekondigd spit-en graafverbod in de Drentse bodem omdat hij een amateurarcheoloog zou zijn.

Zelf benadrukt hij vooral dat hij in 1977 op een zijn akkers met zijn ploeg bleef steken in een partij zwerfstenen, dat na onderzoek een middeleeuwse keienweg bleek te zijn en sindsdien te bewonderen is in Veenmuseum ’t Aole Compas. In zijn schuur heeft hij ook een heus privémuseum ingericht met allerlei door hem opgegraven botten en scherven die van prehistorische potten zouden zijn. Desondanks kregen de twee Hingstmannen ook bij hun tweede mogelijke vondst van een afgebroken hunebed, door Hendrik ontdekt op een oude foto genomen op een veldje in Bronneger, de gemeente Borger-Odoorn niet zover de zaak tot op de bodem uit te zoeken.

Hendrik: “Voor het feit dat die twee hunebedden zijn afgebroken, is een heel logische verklaring. Dat gebeurde namelijk veel vaker. Van de 105 hunebedden in Nederland waarvan bekend is dat ze hebben bestaan, zijn er momenteel nog 54 over. De rest is verdwenen. Hoogstwaarschijnlijk afgebroken om de stenen te verhandelen.

Speuren achter de laptop

Terwijl hun eerste twee vondsten nog net niet door de buitenwereld werden doodgezwegen, trekt ontdekking nummer drie wél de aandacht. Vooral omdat dit hunebed nog steeds zou moeten bestaan. Hij zit verstopt onder de grond.

Wanneer Hendrik op een avond enkele maanden geleden achter zijn laptop zit en in zijn vrije tijd digitale hoogtekaarten op de website van het Actueel Hoogtebestand Nederland aan het bestuderen is, een hobby van hem, is hij vooral op zoek naar nog onbekende grafheuvels. Grafheuvels zijn heuvels uit de prehistorie die werden gebruikt als begraafplaats en in zekere zin dus de opvolgers van hunebedden.

Op de hoogtekaarten, gemaakt vanuit een vliegtuigje met een zogenoemde LiDar-scanner, zijn zeer nauwkeurig hoogteverschillen op de bodem weergegeven.

Kleine verhogingen van een paar centimeter, die al op een grafheuvel kunnen duiden, zijn door begroeiing niet met het blote oog waar te nemen. Maar op de kaarten kunnen de bomen, struiken en andere vormen van vegetatie worden weggefilterd en blijft zodoende een kale bodem over waarop hoogteverschillen duidelijk vast te stellen zijn.

 

Het oog van Hendrik valt die bewuste avond op een aantal opvallende stippen in een park in Gasselte, een dorp een paar kilometer verderop. Altijd is hem verteld dat dit stuifheuvels zijn, maar Hendrik denkt nu dat dit niet het geval is. Voor stuifheuvels zijn ze te rond. Om de boel eens grondig te inspecteren, stuurt hij zijn vader Lammert erop af. Die stuit behalve op een metershoge heuvel bezaaid met gras op twee stenen van 30 bij 20 centimeter die halverwege de heuvel uit de bodem groeien. Vreemd, want een grafheuvel bestaat helemaal niet uit stenen. Snel tovert Lammert zijn wichelroede tevoorschijn. Hij loopt ermee heen en weer alsof het een metaaldetector is. Op de plekken waar hij de ijzerdraadjes naar elkaar toe voelt trekken, steekt hij een ijzeren prikstok in de grond. Er zitten nog veel meer stenen in de bodem. Dat kan maar één ding betekenen, concludeert hij. Dit is geen grafheuvel, dit is een hunebed.

“Hoe weten jullie zo zeker dat die stenen niet gewoon stenen zijn, in plaats van meteen een heel hunebed?” vraag ik. “Ach, jongen,” zegt Hendrik. “In dat gebied komen van nature toch helemaal geen stenen voor? Die hebben ze er dus heen gesleept. Nou, wat krijg je dan?” Een hunebed dus. Zelfs de gemeente gelooft het, de gemeente Aa en Hunze deze keer. Afgelopen november heeft een geografisch bodemonderzoek aangetoond dat er inderdaad iets in de grond zit. Wat precies, is nog onduidelijk. De gemeente wil dat een archeologisch onderzoeksbureau de komende weken gaat onderzoeken of het inderdaad het 55ste hunebed van Nederland is.

Schat in de voortuin.

“Ik weet nog steeds niet wat ik hiervan moet vinden,” zeg ik met vertwijfelde stem als ik in de voortuin van de familie Hingstman twee kromgebogen ijzerdraden in mijn handen krijg geduwd. Voordat we straks de plek bezoeken waar mogelijk binnenkort een vondst van meer dan vijfduizend jaar oud wordt opgegraven, krijg ik van vader Hingstman eerst een lesje wichelroedelopen. Hij wil me bewijzen dat het geen hocus pocus is waar hij aan doet. “Hum lig een schat begraoven,” zegt Lammert.

“Wat? Een schat?” zeg ik. “Hier, in de tuin?”

Onder zijn muts begint hij opeens hardop te lachen. Hij heeft de grootste lol. Ik denk daarom in eerste instantie dat hij een grap maakt. Een schat in de tuin, hoe verzint hij het? Bovendien helpt het niet mee dat mijn Drents net zo goed is als mijn Bulgaars. Desondanks lijkt hij toch echt vol te houden dat ik met de wichelroede op zoek moet naar een schat. Hij legt me uit wat de bedoeling is. In mijn beide handen houd ik op advies van hem het stuk ijzerdraad vast aan het kortste deel van de L-vorm. Mijn ellebogen hou ik tegen mijn lichaam en het ijzerdraad laat ik recht naar voren wijzen.

Met mijn blik gericht op de wichelroedes zet ik argwanend een stap vooruit.

Er gebeurt helemaal niets. Ik zet nog een paar stappen, maar opnieuw gebeurt er niets. “Het werkt niet hoor,” zeg ik. Maar bij mijn volgende stap door de voortuin van de familie Hingstman gebeurt er zowaar wél iets. Recht voor mijn ogen komen de draden in beweging. Ze draaien iets naar elkaar toe, in plaats van recht vooruit te blijven wijzen. “Dit kan niet!” reageer ik verbaasd.

“Welnee, mien jong,” lacht Lammert. Bij elke voetstap die ik vervolgens zet, voel ik de draden inderdaad steeds meer naar elkaar toetrekken. Zoveel zelfs dat ze na een kleine verkenningstocht door de tuin horizontaal naar elkaar wijzen. Of ik het nou wel of niet wil geloven, het signaal van de wichelroedes is duidelijk. Hier, onder een tegel in een voortuin in het dorpje Bronneger, zit iets onder de grond.

Ondertussen zit Lammert al op zijn knieën. Met zijn handen trekt hij de tegel uit de grond. Van wat ik vervolgens te zien krijg, valt mijn mond wagenwijd open. In de bodem zit een glazen jampotje.

Een glazen jampotje met daarin een stuk of vijf goudkleurige chocolademuntjes.

Lammert komt niet meer bij van het lachen. Het is me nu wel duidelijk dat hij deze ‘schat’ er zelf begraven heeft, maar dan nóg. Ik ben verbijsterd. Van de tientallen tegels in de tuin die ik uit had kunnen kiezen, sloeg de wichelroede precies bij deze uit. Lammert is een excentrieke man, maar dat hij onder alle tientallen tegels een jampotje zou hebben begraven, betwijfel ik zeer. Hoe weinig ik er ook in geloof, in dat hele wichelroedelopen, ik moet toch echt concluderen dat ik voor wat zich zojuist heeft afgespeeld geen verklaring heb. Laat staan een logische.

Kom jij zelf naar Hunebedden zoeken? Breng een bezoek aan Camping Hunebed!